Plots waren de mensen op mute en gemaskerd. Wij stapten met een koffer de voordeur van de stad uit en liepen het bos in. Een blokhut, een zee van tijd, een jaar zonder lawaai, tussen de planten. Parsley, sage rosemary, time. Maandenlang waaide een warme wind, onze handen en haren werden vuil van zand, takken en vijverwater. Het gebrom van vliegtuigen en auto's was gestopt, we sliepen bij uilenkreten en geblaf van de reeën.
Na bijna een jaar is het winter, we gaan de stilte binnen. Er gebeurt iets aan de horizon maar we zijn nog niet weg. We zijn onbeweeglijk, onze ogen getraind op beweging in de verte.